kweekvlees update (bron Trouw 6-2)

KWEEKVLEES

kweekvlees komt steeds dichterbij.

Wat moet er nog gebeuren voor het op ons bord ligt? En is vlees uit het lab wel zo milieuvriendelijk als wordt aangenomen?

Vlees kweken is een saaie klus voor laboranten. Men neme wat stamcellen van een levende koe, die worden in drie weken opgekweekt tot miniscule stukjes spierweefsel en aan elkaar geplakt tot een hamburgervorm ontstaat. Tamelijk routinematige arbeid, aldus Mark Post van de Maastricht University.

Saai werk of niet, de hoogleraar vasculaire fysiologie en zijn team oogstten er internationale roem mee toen ze in 2013 de eerste kweekvleeshamburger presenteerden. Eentje van 25.000 euro, met een vlezige maar nog droge smaak. Eind 2015 maakte Post de oprichting van Mosa Meat bekend: een kweekvleesbedrijf met Post als aandeelhouder en verantwoordelijke voor wetenschappelijk onderzoek. In 2020 willen ze de markt op met hun kweekvlees. Eerst als luxevoedsel van 60 euro per kilo, later moet het met supermarktvlees kunnen concurreren qua smaak en prijs.

Post heeft voor 2020 nog wel een ’to-do-list’ af te werken, vertelt hij. Het is inmiddels gelukt om de burgers met vetweefsel minder droog te maken en de financiering is ook rond – dankzij buitenlandse investeerders uit de vleesindustrie en de milieu- en dierenwelzijnshoek.

De volgende stap, vanaf april dit jaar, is onderzoeken of het kweken ook lukt in tanks van 25 duizend liter. Tot nu toe werd er gekweekt in plastic petrischaaltjes. Maar voor het opschalen van de productie is dat geen goed idee; dan krijg je eindeloze stapels schaaltjes. Post: “Dat kost te veel plastic en te veel ruimte. We gaan experimenteren met tanks met een roersysteem, gevuld met herbruikbare kunststofbolletjes waar de cellen zich aan kunnen hechten.”

Koeienfoetus

Een andere uitdaging is een alternatief vinden voor het serum waarin de cellen nu groeien. Dat komt van een koeienfoetus die is verwijderd uit een geslachte koe – een bijproduct van de bioindustrie. Aangezien Post als doel heeft om de milieubelastende veeteelt voor vleesproductie overbodig te maken, zou het raar zijn als hij daar voor zijn kweekvlees afhankelijk van is. Fabrikanten bieden alternatieven die zijn goedgekeurd voor medische doeleinden en volgens Post ‘veelbelovend’ zijn.

Problematisch is nog wel dat ze hun samenstelling uit concurrentie-overwegingen geheim houden – onacceptabel voor de voedselconsument, die wil weten wat hij eet. Post: “Uiteindelijk moeten de fabrikanten bij de Voedsel- en Warenautoriteit toch met de billen bloot. We moeten helder zijn naar de consument.” Zelf een serum ontwikkelen is ook een mogelijkheid die dit jaar onderzocht gaat worden.

Mosa Meat staat niet op zichzelf. Het bevindt zich in een almaar uitdijend netwerk van onderzoekers en start-ups die kweekvlees op de korte termijn mogelijk willen maken. Zo ontwikkelde Memphis Meats (“Wat wij doen is historisch!”) in 2016 zijn eerste kweekvleesgehaktbal. De oprichter van het Amerikaanse bedrijf, een cardioloog, wordt op de voet gevolgd in de recente documentaire ‘Meat The Future’. Daarnaast is er de Israëlische start-up Supermeat (“Echt vlees zonder dierenleed!”), die kippenvlees wil kweken in machines die niet zouden misstaan in cafetaria’s en supermarkten. Deze bedrijfjes willen net als Mosa Meat rond 2020 in productie gaan.

Ook vanuit de wetenschapshoek wordt de race naar 2020 ingezet. De Amerikaanse ngo New Harvest financiert momenteel onderzoek op vijf Amerikaanse en Britse universiteiten naar een heel scala aan producten waar je ‘kweek-‘ voor kan zetten: kalkoen, varken – zelfs kreeft.
De verzamelde inspanningen van al deze spelers brengen kweekvlees steeds dichterbij. Slaat het aan bij het grote publiek, dan zou dat een radicale ommezwaai in de vleesindustrie teweeg kunnen brengen. En gezien de huidige druk op het milieu is dat nodig ook. De FAO, de voedsel- en landbouworganisatie van de VN, becijferde dat de vleesindustrie wereldwijd 8 procent van het water verbruikt, 30 procent van het land inneemt en verantwoordelijk is voor 18 procent van de uitstoot van broeikasgassen – een groter aandeel dan transport.

De FAO voorspelt ook dat in 2050 de wereldwijde vleesbehoefte 1,7 keer hoger zal liggen dan nu. Kweekvlees lijkt een realistischer antwoord op die uitdaging dan miljoenen mensen ervan overtuigen dat ze snel hun eetpatroon moeten veranderen. Vlees uit het lab, is de gedachte, ontlast het milieu en laat dierenleed afnemen. Er zijn immers veel minder dieren voor nodig: de stamcellen van één koe zouden voldoende zijn voor 175 miljoen hamburgers.

Tekst loopt door onder afbeelding.

  • © Trouw.

Vraagtekens

Maar is de positieve milieu-impact al bewezen? Het eerste onderzoek daarnaar suggereert van wel. Hanna Tuomisto, phd-student aan de universiteit van Oxford, trok in 2011 in wetenschappelijk tijdschrift Environmental Science & Technology de conclusie dat kweekvlees op alle fronten beter scoort dan rund, schaap, varken en gevogelte: minder uitstoot van broeikasgassen en minder verbruik van energie (alleen gevogelte scoort beter), land en water.

Ook zag Tuomisto potentie in het planten van bossen op vrijgekomen land, om zo het positieve milieu-effect te vergroten. Maar later kwam ze op enkele aannames terug. In haar vervolgstudie – een conferentierapport uit 2014 – scoort kweekvlees weliswaar het beste op gassenuitstoot en landverbruik, maar qua waterverbruik komt Tuomisto minder duurzaam uit. Dacht ze eerst nog dat kweekvlees af kon met 5 procent van het water dat grootverbruiker rundvlees per 1.000 kilo nodig had, in haar tweede studie komt ze op 50 procent.

Qua energieverbruik gaat kweekvlees zelfs gelijk op met rund. Ging Tuomisto er eerst van uit dat de delende cellen genoeg hitte zouden produceren om een gunstige temperatuur in de bioreactor te behouden, nu denkt ze dat er toch elektriciteit nodig is. Die wordt vaak nog opgewekt met fossiele brandstoffen.

Een groep Amerikaanse professoren kwam in 2015 tot nagenoeg dezelfde conclusie in een artikel voor Environmental Science & Technology. Voor rundvlees zou ruim 75 megajoule energie per kilo nodig zijn, voor kweekvlees ruim 100 megajoule. Hun beredenering? In een dier ontstaat spierweefsel door natuurlijke processen: een dierenlichaam verteert voedsel, laat voedingsstoffen en zuurstof circuleren, behoudt een optimale lichaamstemperatuur en beschermt zichzelf tegen ziekten.
Dat zit allemaal gratis bij het beestje inbegrepen. Bij de productie van kweekvlees is daarvoor industriële energie nodig. Kweekvlees heeft geen immuunsysteem en dus moet, volgens de onderzoekers, alles wat ermee in aanraking komt gesteriliseerd worden. Daarvoor zijn verhit water en chemicaliën nodig, wat veel energie kost.

Ook stippen ze aan dat we slachtvee ook gebruiken voor producten als leer, cosmetica en geneesmiddelen. Een krimpende traditionele vleesindustrie zou betekenen dat we meer aangewezen zijn op synthetische alternatieven en de onderzoekers stellen dat die wellicht grotere milieu-impact hebben dan de dierlijke bronnen.

Giswerk

  • Hoe komt de bioreactor er precies uit te zien? Met wat voor serum worden de cellen gevoed? Hoe wordt de energie opgewekt?

Het probleem met studies naar de milieu-impact van kweekvlees, zeggen ook de onderzoekers zelf, is dat er nog geen draaiende kweekvleesindustrie bestaat. Voorspellen hoe die zal functioneren is dan ook in zekere zin giswerk. Veel hangt af van hoe het kweekproces zich de komende jaren verder gaat ontwikkelen. Hoe komt de bioreactor er precies uit te zien? Met wat voor serum worden de cellen gevoed? Hoe wordt de energie opgewekt? Worden er alternatieven gevonden voor dierlijke bijproducten? De onderzoekers pleiten er dan ook niet voor om kweekvlees als milieuvriendelijk antwoord op de bioindustrie af te schrijven. Maar het is nog geen gelopen race.

Post ziet het zonnig in. Zijn reactie op de onderzoeken is dat het niet nodig zal zijn om de tanks te steriliseren. “De celkweekwereld is doodsbenauwd voor infecties. Daarom wordt er stringent schoongemaakt, niet hergebruikt en met antibiotica gewerkt. Wij werken zonder en zien geen infecties ontstaan. Het is geen magie, maar een kwestie van extreem schoon werken met ervaren analisten.

En als iets schoons wordt hergebruikt, is het nog steeds schoon.” Sterker nog, meent Post, met te rigoreus schoonmaken vernietig je producten uit cellen die juist gunstig zijn voor de volgende generaties cellen. Met zijn team probeert hij aan te tonen dat het loont om bestaande ideeën hierover te heroverwegen.

Daarnaast ziet Post voor zich dat er met hernieuwbare energie wordt gewerkt, niet met fossiele brandstoffen. En door de vloeistof in de bioreactors steeds maar gedeeltelijk te vervangen, zegt hij water te kunnen besparen. “Er is nog veel om aan te sleutelen. Er is vanalles denkbaar en dat is het mooie: het lab is flexibeler dan een koe.”